Saksendag
01 Oktober 2019 | Roemenië, Pelişor
Ik open de poort naar de kerk. De vrouw zegt niets, maar ik voel hoe diep de aanblik van de vervallen, verwaarloosde kerk haar raakt. “Ach….” Is het enige dat ze uitbrengt, terwijl ze met droeve ogen om zich heen kijkt. Ik krijg er zelf een knoop van in mijn maag, en wil haar eigenlijk het interieur maar besparen. Maar ze staat al bij de deur, met haar hand op de klink: “will you show me inside?” Binnen begint ze te vertellen hoe het hier vroeger was: achterin stond het orgel, dat nu in Boekarest staat. Haar vader speelde, terwijl naast hem het koor stond te zingen. Links zaten de jongens, daarachter de mannen, rechts de meisjes, daarachter de vrouwen, en voorin, waar nu een vermolmd katheder staat, stond vroeger de doopvont. En natuurlijk waren de ramen nog heel, de muren nog strak gepleisterd en de plafonds nog niet doorgezakt. Het is wel duidelijk dat ze goede herinneringen heeft aan haar tijd hier, en ik vind het hartverscheurend om te zien hoe ze door de ruïnes van haar jeugd wandelt. Ik heb zin om een arm om haar heen te slaan, of anders zelf een poosje te gaan zitten huilen, maar beide lijken me ongepast. In plaats daarvan bied ik haar en haar vriend een kop koffie aan in de pastorie. Daar hebben ze helaas geen tijd voor, maar ze willen wel graag even beneden rondkijken. Dus laten we de pastorie zien, en de afscheidsboodschap die de laatste ‘pfarrer’ Gunesch in 1979 achterliet op zolder toen hij het huis verliet. We praten nog wat verder, en nemen even later afscheid met de hoop dat de kerk bij haar volgende bezoek in betere staat is.
’s Middags gaan we de heuvels in voor onze yoga-oefeningen. Als we een uurtje later terugkomen spreekt een man ons op straat aan: “Waar komen jullie vandaan?” We raken al gauw aan de praat. De man vertelt dat hij tot de Saksische gemeenschap behoort, maar dat hij begin jaren ’90 -net als iedereen- naar Duitsland is vertrokken. Nu is hij bijna met pensioen, en is hij in de vakanties in Pelisor om het huis van zijn ouders te onderhouden. Als hij straks 65 is wil hij de helft van het jaar hier gaan doorbrengen. We vertellen dat we vanmorgen met een andere oud-bewoner hebben gesproken, wiens vader de organist was in de kerk. “Oh, dat is mijn nicht!”, zegt hij, “ik wist niet dat ze hier was! Wij zijn allemaal familie van elkaar.” Hij begint te vertellen over hoe het vroeger was: dat het hele dorp vol leven was, en dat er van alles werd verbouwd: mais, haver, aardappelen… Ook vee werd volop gehouden, zodat er nooit tekort aan eten was. Het hele dorp hielp mee: de Saksen hadden meestal het land en de boerderijen, maar er waren altijd extra handen nodig, dus waren er veel Roma en Roemenen die als arbeider op de boerderijen meehielpen. Dit gebied is altijd bevolkt geweest door verschillende volkeren. Dat leverde soms problemen op, maar in zijn tijd ging het er vreedzaam en toe en was er onderling nooit gedoe. De mensen spraken meerdere talen en konden prima met elkaar door een deur. De kerk was het kloppend hart van de Saksische gemeenschap. De orthodoxen hadden hun eigen kerk (en hij wijst naar het pastelroze gebouw in het centrum van het dorp). Hij vertelt nog veel meer: waarom het dorp Pelisor heet (vernoemd naar het bekende kasteel Pelisor, omdat onze pastorie daar iets van weg heeft) en waarom de Duitse naam Magarei is (vernoemd naar een Hongaarse graaf ‘Magyar’, die in de vijftiende eeuw hier een burcht had).
Wanneer we even later teruglopen naar de pastorie, staan de volgende bezoekers alweer voor de deur. Een Duits sprekend stel, waarvan de vrouw al gauw vertelt dat ze -jawel!- uit Pelisor komt, in de jaren 90 naar Duitsland is vertrokken, maar nu op bezoek is om te kijken hoe het ervoor staat in haar geboortedorp. Zij woonde met haar ouders vroeger in het huis naast de kerk. We lopen met haar mee naar boven, waarschuwen haar alvast: de kerk is in heel slechte staat, schrik niet. Maar haar reactie is heel anders dan de bezoeker van vanmorgen. De verhalen zijn hetzelfde (dáár stond het orgel, dáár de doopvont, en wij stonden met het koor daarboven), maar het lijkt haar minder diep te raken. We laten haar ook de pastorie zien, die ze goed lijkt te kennen: “dit was de keuken, dit was de woonkamer, en in deze kamer hier sliep Pfarrer Gunesch”. Zo leren wij ook weer wat over dit pand.
Het is merkwaardig dat we deze drie ontmoetingen op dezelfde dag hebben, terwijl er in het dorp geen Saksen meer wonen, en er de andere dagen geen bezoekers zijn geweest. Voor ons is het fantastisch om met deze mensen te praten, omdat ze een levendig beeld schetsen van hoe het vroeger was, en nog duidelijker maken wat de waarde historische waarde is van de kerk, en -in bredere zin- van dit gebied. Wat dat betreft is het extra jammer dat we tot nu toe maar zo weinig zijn toegekomen aan de kerk en de pastorie zelf. Maar goed, ook de kleine klusjes horen bij het werk…
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley