Roemenie
Door: Go
06 Augustus 2010 | Bulgarije, Belogradchik
Na een paar uur slaap neem ik om de tijd te doden een 'tren personal' een stukje naar het noorden. Het zijn de goedkoopste en dus ook traagste, oudste en vieste treinen die er rijden in Roemenie (en dat zegt wat!). Vandaar ook dat ik het al leuk genoeg vind om er uberhaupt in te zitten, want het plaatsje (Gherla) waar ik heen ga is niet erg speciaal (hoewel ik een mooi park aantref met welkome schaduw).
' s Avonds plan ik met de hostelmedewerker wat ik de volgende dagen ga doen. Ik ben de stad een beetje zat en de hitte ook, dus hij stelt voor om naar de bergen in Maramures, helemaal in het noorden te gaan. Derhalve neem ik de volgende dag de (snellere) trein naar Sighetu Marmatiei, tegen de Oekraiense grens aan. Het landschap is prachtig en treinreizen gewoon leuk, maar toch ben ik een beetje lusteloos. Ik heb niet echt een doel, het is hier niet meer spannend en vernieuwend en hoewel ik het hier nog steeds onbeschrijfelijk mooi en fijn vind kriebelt het; ik ben toe aan avontuur en ik vind het frusterend dat het zich niet aandient.
In Sighet kan ik geen kaart vinden van de bergstreek, dus besluit ik gewoon vanaf daar naar het zuiden te wandelen. In deze streek is genoeg te zien. Ik was echter vergeten dat het verschrikkelijk warm is en dat de weg naar het zuiden eigenlijk best groot en druk is. Zo leuk is het dus helemaal niet. Tegen de avond bevind ik me ergens in een dorpje wat wel leuk, maar vol nieuwbouw is. Ik praat nog wat met een oude man die me water uit zijn put en zelfs een slaapplaats aanbiedt, maar -verstandig als ik ben: niet met vreemde mannen mee!- zoek ik uiteindelijk een slaapplaats een eindje het veld in, waar klaarblijkelijk nooit een levende ziel komt, maar waar de sterrenhemel overweldigend op me neer straalt.
De volgende ochtend doe ik rustig aan en loop verder over het platteland. Het landschap is vol met de inmiddels bekende mannen met een zeis op een brommer, oude vrouwtjes met hoofddoeken liftend langs de weg, telefonerende mannen op een paardenkar, etc. Ik krijg een lift van de eigenaar van een houtsnijderij, die me zijn werkplaats laat zien. Hij werkt er met zijn vader en zijn broer en ze zijn momenteel bezig met het maken van een houten toegangspoort voor het dorp. Houtsnijwerk is iets wat in deze regio volgens mij al eeuwen op dezelfde manier en in dezelfde stijl wordt gedaan, dus het is interessant om te zien hoe dat in zijn werk gaat.
Na de kerk en het (houten) klooster te hebben bekeken krijg ik plotseling zomaar een lift naar Baia Mare aangeboden (tegen betaling natuurlijk, zo gaat dat hier). Het plaatsje is vreselijk arm en lelijk, met lijmsnuivende kinderen etc., misschien wel precies zoals sommige mensen Roemenie voor zich zien. Vanaf het op instorten staande busstation neem ik een splinternieuwe bus terug naar Cluj.
De avond is gezellig met een stel Duitsers, Zwitersers en een collega-solo-vrouw uit Engeland die ook voor Roemenie gevallen is. De volgende ochtend vertrek ik met de trein naar Craiova, een reis die acht uur duurt (maar me wel weer door een prachtig landschap voert, heel anders dan het Noorden!). Daar vind ik een totaal verlaten hostel voor een paar grijpstuivers met een badkamer waar volgens mij al tien jaar niemand geweest is (te oordelen aan het roestige water dat er uit de leidingen komt). Omdat er in Craiova niets te beleven valt vertrek ik de volgende ochtend meteen met de tren personal naar Calafat, aan de Donau. Bij het controleren van mijn kaartje mompelt de conducteur iets over 'transport' dat ik niet versta. Hij zal wel bedoelen dat de tren personal echt niet de meest efficiente manier is om in Calafat te komen. Een uur later komt hij echter terug met twee meisjes van een jaar of 15 in zijn kielzog. Zij spreken Engels en vertalen voor mij dat er, omdat er halverwege ergens echter een brug stuk is, we met zn allen in de bus verder gaan. In een volgepropte minibus komen we precies op tijd in Calafat aan. Nipt (lees: met een aanloop en een sprong) haal ik de boot over de donau naar Vidin. Daar word ik op het busstation meteen geholpen door -toevallig- de busschauffeur van de bus naar Belogradchik, mijn voorlopige eindbestemming en reisdoel vanaf Cluj. In een mooie oude mercedes-minibus rijden we in 1,5 uur daarheen. De wegen in Bulgarije zijn van veel betere kwaliteit dna in Roemenie, dat valt meteen op.
Eenmaal in het centrum aangekomen barst er een hels onweer los, zo erg heb ik het (zelfs in Letland) haast nooit eerder gezien. Ik schuil dus met de locale hangjeugd, eerst onder een boom, dan op een bankje onder een afdak, maar als ook het bankje overspoeld dreigt te worden uiteindelijk in de tourist information office. Als de stortvloed enigszins bedaard is loop ik naar het fort boven Belogradchik, vanaf waar ik een mooi uitzicht heb over de rotsformaties eromheen. Het is een indrukwekkende en mooie plek en ik ben blij dat het hier rustig is. Nadat ik om het fort heen en tussen de rotsen door naar het centrum ben gelopen ga ik naar de supermarkt om wat water te kopen. Door een blond meisje word ik aangesproken: "Do you speak English?" Als ik dat beaam wordt me meteen een slaapplaats aangeboden. Alexia blijkt uit Amerika te komen en hier tijdelijk te werken als ontwikkelingssamenwerker; ze geeft Engels. Ze neemt me mee naar het (authentiek Bulgaarse) appartement dat ze van de organisatie waarvoor ze werkt toegewezen heeft gekregen. Ze heeft ook een computer met internet, zodoende deze update.
Morgenochtend ga ik met de bus naar Sofia, hopelijk vind ik daar een bus naar Kosovo/Servie, want vanaf Vidin schijnt het niet te kunnen. Wat ik ervan begrepen heb bestaat er echter ook geen bus vanaf Sofia naar Servie (los van Belgrado, maar dat is erg uit de route). In dat geval moet ik via Skopje naar Prishtina; een flinke omweg. Maar dat zie ik morgen wel! Nu is het eerst tijd voor een glas Zagorka-bier op een terras in het -inmiddels droge- Belogradchik.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley